Duurzaamheid, welzijn, mvo en groen, maar ook circulair, mindful en c2c: het zijn abstracte begrippen, termen vol jargon die weinig tot de verbeelding spreken en waar lezers soms niets mee kunnen.
Daarom is het belangrijk om je duurzame boodschap beeldend te maken, letterlijk en figuurlijk. Hoe? Dat lees je in dit artikel.
Een goed verhaal leest als een spannend boek: het grijpt je bij de keel, sleurt je mee en laat je niet los. Ik ga een poging wagen:
Te laat ging het mooie meisje met de rossige haren naar bed. Dat doet ze altijd, om de angstige moment zo lang mogelijk buiten de deur te houden.
Toch moest ze er aan geloven, en daar ligt ze nu: haar hoofd onder de dekens, Ollie de olifant stevig tegen haar aangedrukt. Een kort geritsel doet haar adem inhouden. Kwam het onder het bed vandaan?
Bibberend van angst gluurt ze onder de deken vandaan. Een zwarte schim op de muur. Het beweegt! Een harde gil van het meisje laat het monster schrikken, en daarna rest de ijzige stilte van de nacht.
En? Heb je er een beeld van? Leefde je mee? Ik kan je vertellen dat het slechts de huiskat was dat onder het bed vandaan kroop. Maar dat maakt het verhaal niet minder spannend, toch?
Veel mensen zijn visueel ingesteld. Volgens de schrijver Watzlawick zijn gaat het zelfs om 55% van de mensen, terwijl slechts 15% auditief is ingesteld, 25% kinesthetisch (op gevoel) en 5% is gericht op smaak en reuk.
Welke voorkeur iemand heeft, hoor je vaak ook terug: “ik zie wat u bedoelt”, “ik hoor wat u zegt” en “ik heb daar geen goed gevoel over”.
Als je een boodschap over wilt brengen, is het de moeite om hier rekening mee te houden. Hoe meer jouw verhaal tot de verbeelding spreekt van de ontvanger, hoe groter de kans dat de boodschap juist over komt.
Het is dus de moeite om beeldend te schrijven, omdat dit mensen aanspreekt. Maar hoe doe je dat? Dat kan op twee manieren: figuurlijk beelden met ‘plaatjeswoorden’, en letterlijk ‘echte beelden’. Ik zal het hieronder toelichten.
Wat is het verschil tussen een ‘auto’ en een ‘voertuig’? Tussen een ‘banaan’ of ‘fruit’? Of tussen ‘koffie’ en ‘drinken’? Juist, bij het eerste woord heb je direct een plaatje voor je, en bij het tweede woord niet. Dat is namelijk een abstracter begrip, terwijl het eerste woorden een zogenaamd ‘plaatjeswoord’ is.
Door beeldende woorden te gebruiken, wordt het verhaal tastbaarder (en dus leuker) voor de lezer. Maar er zijn meer technieken die je kunt gebruiken. Hieronder vind je er 5.
Als eerste heb je dus de beeldende woorden, die ik hierboven ook al kort noemde. Het gaat dan om tastbare begrippen, dingen die je kunt zien, aanraken en pakken.
Denk aan ‘laminaat’ in plaats van ‘vloer’, ‘wortel’ in plaats van ‘groente’, ‘boom’ in plaats van ‘groen’ of ‘Albert Heijn’ in plaats van ‘winkel’.
Wat ook goed werkt, is synoniemen gebruiken. Daarvoor heb je handige (onmisbare) hulpmiddelen, zoals het Van Dale synoniemenwoordenboek. Maar met synoniemen.net kom je waarschijnlijk ook een heel eind!
Ook werkwoorden kunnen beeldend zijn. De kunst is dan om het zo specifiek mogelijk te maken. Een meer beeldend synoniem voor een ‘algemenere term’ dus.
Een goed voorbeeld is lopen; je weet wat het is, maar het kan beeldender: slenteren, sluipen, rennen of kruipen.
Probeer in ieder geval de volgende woorden te vermijden:
Een eenvoudige manier om een verhaal meer beeldend te maken, is door bijvoeglijke naamwoorden te gebruiken. Een overdreven voorbeeld om het idee duidelijk te maken: ‘het huis’ of ‘het grote, rode, vervallen huis’. Waar heb je een concreter beeld bij? Juist, bij het tweede huis.
Met bijvoeglijke naamwoorden is het wel oppassen geblazen: het wordt al snel té veel. Gebruik ze dus met mate, naast de andere technieken in dit artikel.
Welke zin vind je het meest beeldend: ‘de jongen is gek’ of ‘de jongen is zo gek als een deur’? Die laatste waarschijnlijk. Door een vergelijking te gebruiken, benadruk je de overeenkomst tussen twee dingen. Metaforen zijn ook een soort vergelijkingen. Kijk maar eens naar de volgende voorbeelden:
Met een personificatie breng iets ‘niet-levends’ tot leven door er menselijke kenmerken aan toe te voegen. Daarmee gaat het dus meer leven (figuurlijk dan) en wordt het meer beeldend. Een paar voorbeelden:
Je verhaal kan echter niet alleen ‘figuurlijk beeldend’ zijn, maar ook letterlijk. Een plaatje zegt immers meer dan 1.000 woorden (hoe pijnlijk ik dat als tekstschrijver misschien ook vind ;-)).
Voeg daarom relevante afbeeldingen en filmpjes toe die je verhaal ondersteunen of versterken. Let daarbij wel op de eigendomsrechten van het beeldmateriaal!
Hoe ver moet je gaan met beeldend taalgebruik? Ver! Wordt het dan niet kinderachtig? Nee! Ten minste, als je niet té ver gaat. Als je verhaal op een sprookje of spannend boek gaat lijken, dan schiet het zijn doel voorbij en leidt het vooral af.
Bovendien kun je beeldende woorden vaak gebruiken als vervanging van ‘abstractere woorden’. Je tekst hoeft er dus ook niet nodeloos lang van te worden. Zullen we er eens mee oefenen?
Tot slot heb ik een kleine oefening voor je: probeer in maximaal drie zinnen een zomerdag te beschrijven, op een beeldende manier. Probeer daarbij alle technieken die ik hierboven heb genoemd, te gebruiken.
Als je je verhaal hieronder plaatst, dan krijg je (beeldende) feedback van mij! Succes!
En heb jij ook een tof verhaal? Waarom geen blog? Kijk op leren.voorstraks.nl en start in 1 dag (of 5 weken) jouw eigen duurzame blog!